2 Jubelt Gode, onze sterkte,juicht ter ere van Jakobs God. 3 Heft een zang aan, laat de tamboerijn horen,de liefelijke citer met de harp. 4 Blaast de bazuin op de nieuwe maan,op volle maan voor onze feestdag. 5 Want dit is voor Israël een inzetting,een verordening van Jakobs God. 6 Hij stelde het als een getuigenis in Jozef,toen Hij uittoog tegen het land Egypte.Ik hoor een taal, die ik niet kende: 7 Ik heb zijn schouder van de last ontheven,zijn handen werden vrij van de draagkorf; 8 in de benauwdheid riept gij en Ik redde u,Ik antwoordde u in de verborgenheid van de donder,Ik toetste u bij de wateren van Meriba. sela 9 Hoor mijn volk, Ik wil u vermanen,o Israël, of gij naar Mij hoordet! 10 Geen vreemde god zal onder u zijn,gij zult u niet nederbuigen voor een uitlandse god. 11 Ik, de Here, ben uw God,die u opvoerde uit het land Egypte;doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen. 12 Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem,Israël was onwillig tegen Mij. 13 Daarom liet Ik hen gaan in de verstoktheid huns harten,zodat zij in hun eigen raadslagen wandelden. 14 Och, dat mijn volk naar Mij luisterde,dat Israël in mijn wegen wandelde! 15 Welhaast zou Ik hun vijanden vernederen,en mijn hand tegen hun tegenstanders keren. 16 Zij die de Here haten, zouden Hem veinzend hulde brengen,en hun straftijd zou voor altoos duren. 17 Hij zou hen gespijzigd hebben met het vette der tarwe,ja, Ik zou u verzadigd hebben met honig uit de rots.
<- Psalmen 80Psalmen 82 ->